Vanaf de 7e eeuw ontwikkelde zich in Tibet een geheel eigen soort boeddhisme, ook wel het Lama-boeddhisme genoemd. Deze stroming zag de harmonie tussen mens en universum als de sleutel tot de redding.
Het Tibetaanse boeddhisme nam elementen over uit de religieuze praktijken van de Bon-religie, waarin animisme en sjamanisme een belangrijke rol speelden. In het Tibetaanse boeddhisme probeerde men de loop der dingen te manipuleren via magie en andere duistere praktijken die alleen voor ingewijden toegankelijk waren. Vandaar de benaming Esoterisch boeddhisme of Tantrisme (tantra’s: aanwijzingen voor esoterische rituelen).
Het Tantrisme volgt grotendeels de Mahayana-traditie, maar probeert de verlichting, de bevrijding uit de cycli van wedergeboorten, in sneltreinvaart, liefst in een leven te bereiken. Vandaar de noodzaak tot allerlei magische praktijken, aangevuld met een ruimhartig nuttigen van sterke drank en fantasierijke sexuele rituelen. Sexuele gemeenschap tussen mannelijke goden en hun consorten symboliseert in het tantrisme bevrijding, wijsheid en passie, verenigd om tegengestelden te elimineren. Het is vooral de Indiase meester Padmasambhava, die door Tufan-koning Trisong Detsen (755-797) naar Tibet werd gehaald, geweest die het Tantrisme in Tibet heeft verbreid.
Verschillende sekten
Door de verbrokkeling van het Tibetaanse eenheidsrijk in de 9e-10e eeuw ontwikkelde vrijwel elk onafhankelijk opererend gebied zijn eigen boeddhistische school of sekte. De belangrijkste sekten waren de Nyingma-pa, de Kagyu-pa en de Sakya-pa.
De Nyingma-pa is de oudste sekte en in de 8e eeuw ontstaan onder invloed van de al eerder genoemde Indiase, tantrische meester Padmasambhava, die tijdens zijn zwerftochten door Tibet op verschillende plaatsen geheime instructies verborg. Deze geheimen werden later ontdekt en tot 61 boeken gebonden, verdeeld in negen delen of ‘wielen’. De eerste drie zijn gewijd aan het ‘Lichaam van de Uitstraling’ (de historische Boeddha). De volgende drie verklaren de leerstukken van de lagere tantra’s, terwijl de laatste drie over de hoogste, moeilijkst toegankelijke tantra’s gaan. De Nyingma-pa leerstukken hebben grote overeenkomsten met de Bon-religie. Het belangrijkste klooster van deze sekte was Mindroling ten zuiden van Lhasa, vlak bij Zedang.
De Kagyu-pa sekte uit Zuid-Tibet is gesticht door Marpa (1012-1078), een Tibetaan die na het verkopen van zijn wereldlijke bezittingen naar India trok om in het tantrisme te worden ingewijd. Marpa’s eerste volgeling was Milarepa (1040-1123), de beroemdste dichter van Tibet. Milarepa bracht zes jaar mediterend in een grot door, slechts gekleed in een dunne mantel van katoen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Kagyu-pa sekte vooral in yoga een methode zag om de Verlichting te bereiken.
Gampopa, een 13e eeuwse discipel van Marpa en Milarepa, stichtte een subsekte van de Kagyu-pa, de Karma-pa. Deze subsekte ontwikkelde het symbool van gereïncarneerde, ‘levende boeddha’s’ om de opvolging van de twee hoogste abten te regelen. Een andere subsekte, de Druk-pa, is momenteel nog steeds belangrijk in Bhutan en Ladakh.
De Sakya-pa (Grijze Aarde) sekte is door Drokmi gesticht, onder wie in 1073 het Sakya-klooster ten zuidwesten van Xigaze gebouwd werd. De Sakya-pa legden veel nadruk op magie en zwarte kunst.
Gelug-pa (Geelkappen)
In de 14e eeuw ontstond er een nieuwe sekte, de Gelug-pa of Gele Sekte. Stichter was Zongkaba (1357-1419) uit de buurt van Xining in de provincie Qinghai. Zongkaba stoorde zich aan het wereldlijke leven in de kloosters en wilde terug naar een sober leven met nadruk op studie. Het eerste klooster van deze ‘Gele Sekte’ was Ganden (1409). Volgelingen stichtten de kloosters van Drepung (1416), Sera (1418) en Dashilumpo (1447). De Gelug-pa groeide snel, mede omdat vele plaatselijke edelen de beweging van Zongkaba om de wereldlijke macht van de oude sekten in te dammen, steunden.
De Geelmutsen zouden echter ook gaan meedoen aan het politieke spel. Ze sloten een verbond met de Tumet Mongolen en hun Khan verleende aan de derde abt van de Gelug-pa, Sonam Gyatso (1543-1588) de titel ‘Dalai Lama’ (Oceaan van Wijsheid), een titel die posthuum ook aan diens voorgangers werd verleend. Niet geheel toevallig was de 4e Dalai Lama (1589-1616) de kleinzoon van de Mongoolse Khan was. De 5e Dalai Lama (1617-1682) wist met hulp van de Mongolen de Tibetaanse koning van Zang en de Kagyu-sekte te verslaan. Daardoor kreeg de Dalai Lama ook de wereldlijke macht in handen.
Vanaf dat moment was de Gelug-pa de dominante sekte in Tibet en verloren de andere sekten macht (of werden verdreven naar bijvoorbeeld Bhutan). Tot vandaag zijn naast de Gelug-pa ook de andere sekten aanwezig in Tibet en hebben hun eigen kloosters. Doordat de Dalai Lama de wereldlijk heerser werd, werd hij ook meer en meer door alle Tibetanen beschouwd als de belangrijkste geestelijke leider.
De religie concentreert zich het kloosterleven in de kloosters. Maar het geestelijk leven strekt zich uit naar alle aspecten in Tibet, dus ook naar de religieuze praktijk van alledag.