ZOEKEN:

Jin (265-419) 晋

Westelijke Jin

In 265 werd in de Wei-staat de macht overgenomen door een een familie van generaals genaamd Sima, die de Westelijke Jin (265-316) stichtte. Sima Yan was de kanselier (‘premier’) van Wei. Hij dwong Cao Huan, de laatste keizer van Wei om af te treden en riep zichzelf in 265 uit tot keizer Wu van Jin. Hij regeerde van 265-290 vanuit de hoofdstad Luoyang en voerde allerlei hervormingen in om de macht te consolideren. Zo wilde hij voorkomen dat er hofintriges zouden ontstaan door familieleden overal in het rijk feodale macht en gronden toe te kennen. Ironisch genoeg leidde dat later juist tot meer conflicten. Keizer Wu slaagde er in 280 in om ook het Wu Rijk u te veroveren, waardoor China weer werd verenigd.

XiongnuZijn zoon en opvolger keizer Hui (Sima Zhong, r290-306) kreeg te maken met veel interne conflicten die hij niet wist te beheersen. Het vorstenhuis moest de macht delen met de machtige clans van de Han-Chinese landadel, er waren weer hofintriges binnen de familie en strijd met de familie van de keizerin. Hij werd opgevolgd door zijn jongere broer keizer Huai (Sima Chi, r306-311). Het rijk Jin kreeg steeds meer te stellen met invallen van en opstandige etnische minderheden. In het noorden ontstonden feitelijk onafhankelijke rijkjes, de ‘zestien koninkrijken’, met heersers van diverse etnische oorsprong. In 311 werd de hoofdstad Luoyang door de Xiongnu (de ‘Hunnen’) verwoest. Keizer Huai werd door de Xiongnu gedood. Hierna kwam keizer Min (Sima Ye, r313-317) op de troon, maar was ondergeschikt aan de  macht van de Xiongnu.

Oostelijke Jin

Vele Han-Chinezen migreerden naar het zuiden. Keizer Yuan (Sima Rui, r317-322) besloot om in Nanjing een nieuw hof op te zetten. De Oostelijke Jin (317-419) zou vanuit Nanjing een eeuw heersen. De focus van de macht was naar het oosten en zuiden verschoven.

Jin groene celadon

De Jin staat ook bekend om het mooie groene celadon

Maar ook in de Oostelijke Jin waren er veel hofintriges en was er veel rivaliteit tussen de aristocratisch clans. Het centrale gezag in Nanjing had regelmatig te maken met opstanden. Onder keizer Mu (Sima Dan, r345-361) breidde de macht van de Jin zich verder naar het zuiden uit. De Han-Chinezen vermengden zich met de volkeren die er vanouds woonden en die ‘sinificeerden’ (verchineesden). Er was sprake van culturele bloei, het boeddhisme verspreidde zich en er was technologische en economische vooruitgang.

De keizers in de tweede helft van de 4e eeuw waren vooral bezig met hofzaken of verloren zich in het daoïsme en pogingen om via alchemie onsterfelijk te worden. Ze waren voor het handhaven van hun gezag afhankelijk van belangrijke lokale clans en machtige families die naar het zuiden waren verhuisd. De generaals die de militaire garnizoenen leidden werden steeds autonomer. In 383 probeerde een generaal uit de voormalige Qin de macht te grijpen. Deze aanval werd gezamenlijk teruggeslagen, maar het bleef erg onrustig. Uiteindelijk was het generaal Liu Yu, die namens de Jin in 404 een opstand wist te bedwingen, die aan het hof steeds meer macht kreeg. In 420 dwong hij keizer Gong om af te treden en vestigde de Liu Song-dynastie.

<- Sanguo | Geschiedenis tot 1949 | -> Zuid – Noord