China na Deng (1994-2002)
Op papier werd in 1993 Jiang Zemin de sterke man van China: hij werd partijleider, president en voorzitter van de militaire commissie. In de praktijk had hij nauwelijks een machtsbasis, niet onder de bureaucratische achterban van Li Peng, niet onder de technocraten van Zhu Rongji en niet onder de militairen.
Over de ontwikkeling van China na Deng werd veel gespeculeerd. De opvolgingsstrijd was lange tijd zeer onbestemd; niemand van de kandidaten leek voldoende papieren te hebben voor de hoogste macht. Dus werd er een soort van coalitie gesloten tussen de verschillende facties en was er sprake van een gedeeld leiderschap. Dat blijkt ook uit de opvolging van Li Peng door Zhu Rongji.
Eenheid binnen het centrale gezag was des te meer noodzakelijk om de werkelijke, onderliggende, problemen het hoofd te bieden.
De staatsbouw was gestagneerd, met als gevolg dat China politiek dreigt te desintegreren. Provinciale en lokale machthebbers trokken steeds meer gezag naar zich toe. Daarnaast speelde en speelt in Tibet en het noordwesten het etnische nationalisme een rol. Verder blijft het onduidelijk hoe het leger of delen daarvan zich zullen opstellen als de partij verder erodeert.
Een herhaling van 1989 achten deskundigen niet waarschijnlijk. Toch blijft die angst bij de machthebbers aanwezig. Dat bleek zelfs nog in januari 2005 toen Zhao Ziyang was overleden. In de Chinese pers kreeg dit nauwelijks aandacht, kennelijk was men bang voor nieuwe demonstraties om meer vrijheid, ook al omdat Zhao de leider was die in 1989 met de studenten in dialoog wilde en daarom moest aftreden.
<- Technocratisch intermezzo | Geschiedenis na 1949 | -> China nu