ZOEKEN:

De provincie Yunnan (云南) ligt in het zuidwesten van China en grenst aan Vietnam, Laos, Thailand en Burma. Yunnan heeft een oppervlakte van 394.000 km² en er wonen 46 miljoen mensen. De hoofdstad van Yunnan is Kunming. De belangrijkste reisbestemmingen zijn:


  • De provincie Yunnan (‘Ten Zuiden van de Wolken’) wordt begrensd door Tibet en Sichuan in het noorden, Guizhou en Guangxi in het oosten, Vietnam en Laos in het zuiden, en Birma in het westen. De Yuan-rivier (een bovenloop van de Rode Rivier) verdeelt de provincie in tweeën.

    In het oosten ligt de Yunnan-Guizhou hoogvlakte (gemiddeld 1500 meter). Aan de grens met Guizhou staat de Wu-berg. Een groot deel van het landschap bestaat uit karstformaties: stenen wouden (Shilin) met daartussen vruchtbare gebieden. De hoogvlakte wordt gekenmerkt door meren waaromheen steden zijn ontstaan: het Erhai meer met Dali en Xiaguan, het Dian meer met Kunming. De meeste waterwegen op de oostelijke hoogvlakte stromen noordwaarts, naar de bovenlopen van de Yangtze, of oostwaarts, naar de delta van de Parelrivier. Het gebied is rijk aan mineralen (tin, ijzer en steenkool).

    Het westen van de provincie aan de andere kant van de Yuan-rivier is heel anders. Dit is een gebied van valleien en bergketens tot 5000 meter hoog, die zich parallel aan rivieren van noord naar zuid uitstrekken. Van het oosten naar het westen liggen de Ailao-bergen en de Babian (=Zwarte) rivier, de Wulian-bergen en de Lancang-rivier (bovenloop van de Mekong), de Nuberg en de Nuri-rivier (bovenloop van de Salween), ten slotte de Gaoli-berg aan de Birmese grens. Het klimaat varieert enorm naargelang de hoogte, van tropisch in de valleien van het zuidoosten en gematigd op de hoogvlakte, tot zeer koud naar de noordelijke grens van Tibet.

    Yunnan heeft veel bossen en een geringe bevolking. De Han-Chinezen wonen vooral in de valleien en op de hoogvlakte; de bergen zijn dun bevolkt door vele verschillende minderheden die tot deze eeuw vaak in volledige afzondering van elkaar leefden. In tegenstelling tot het naburige Guangxi is Yunnan geen autonoom gebied aangezien er geen enkele minderheid van voldoende omvang is om zo’n status te rechtvaardigen. Binnen de provincie zijn echter zo’n twintig autonome prefecturen en gewesten, die in de vijftiger en zestiger jaren zijn gesticht. De belangrijkste minderheden zijn de Bai rond Dali, de Dai in het zuiden en zuidwesten, de Yi over een groot gebied ten zuiden en oosten van Kunming, de Miao in het oosten, de Tibetanen in het noorden, de Naxi in het noordwesten van de provincie, bij de Birmese grens. De provincie beslaat een gebied van 390.000 km² en heeft [telling 2009] een bevolking van 46 miljoen (hetgeen neerkomt op een bevolkingsdichtheid van 120 inwoners per km²). Bestuurlijk is Yunnan verdeeld in 8 stadsprefecturen en 8 ‘autonome’ prefecturen.

  • Yuanmou

    De oudste tekenen van menselijk leven in het gebied dat nu de provincie Yunnan vormt, zijn in 1965 gevonden bij de aanleg van de spoorweg tussen Kunming en Chengdu, bij het dorpje Yuanmou in het zuidwesten van Yunnan. De overblijfselen van de Yuanmou Mens zijn wel drie miljoen jaar oud. Daarna is er een groot gat.

    Dian

    De oudste aangetroffen bronscultuur van Yunnan is op ca. 1200 v.Chr. gedateerd. Yunnan werd pas laat onderdeel van het Chinese rijk. De eerste Chinese invasie was in 339 v. Chr. Rond de 3e eeuw v.Chr. ontstond het rijk Dian, met zijn centrum ten zuiden van het Dian Meer te Kunming. Volgens sommige bronnen zou Dian zijn gesticht door een generaal van het rijk Chu. In 221 v.Chr. verenigde Qin Shihuangdi de rijken van China en ook in Yunnan werden commanderieën gevestigd. Tijdens de Han-dynastie (206 v.Chr.-220 na Chr.) namen de Chinese belangen in dit gebied toe, vanwege de handel. De ‘zuidwestelijke barbarenroute’ naar India liep door Yunnan. Er kwamen steeds meer clashes tussen het keizerrijk en Dian. In 109 vC stuurde keizer Wu een groot leger. De koning van Dian, een Yi, werd gedwongen de Chinese keizer als zijn opperheer te erkennen en Dian werd een Chinese vazalstaat. Tijdens de Sanguo (220-280), toen China verdeeld was, werd Dian weer min of meer onafhankelijk. De beroemde generaal Zhuge Liang leidde drie expedities om het Chinese oppergezag te handhaven en de handel te beschermen. In de 4e eeuw werd het gezag in Dian overgenomen door de Cuan familie. Langzamerhand boette Dian aan kracht in, waardoor zuidelijke stammen, zoals de Bai en de Dai, hun kans schoon zagen.

    Nanzhao

    In de 8e eeuw heersten zes vorsten over het zuidwesten van het huidige Yunnan, rond het Erhai (het meer bij Dali). In 732 nodigde de meest ambitieuze vorst, een Yi, de andere vijf voor een banket uit, bij welke gelegenheid hij hen ter dood liet brengen en het koninkrijk Nanzhao (Zuidelijk Koninkrijk) uitriep. Het centrum was Zhuomulang bij Weishan, niet ver van Dali. Dit Nanzhao Rijk had de handelsroute van China naar India en Birma in handen. Nanzhao speelde ook een belangrijke rol in de relaties tussen China en Tibet; de paardenroute vanaf Lijiang was een van de toegangen tot Tibet. Er was rond 750 meermalen strijd tussen Nanzhao en Tang China over de controle van Yunnan en Nanzhao wist de Tang te weerstaan. Rond 830 was Nanzhao het machtigste rijk in de regio en beheerste delen van Sichuan (ze plunderden zelfs Chengdu), van Kham Tibet, van het noorden van Burma en rond 860 het noorden van Vietnam. Maar al die strijd verzwakte het rijk ook en eind 9e eeuw verloor Nanzhao de controle over diverse randgebieden. Begin 10e eeuw was er een paleisrevolte van de kanselier die de kroonprins vermoordde.

    Dali

    Nanzhao kwam in 937 ten val en de macht in de regio werd overgenomen door het koninkrijk Dali, onder een Bai-vorst. Het Dali Rijk zou twee eeuwen bestaan. Een deel van de bevolking werd tot het boeddhisme bekeerd en er zijn boeddhistische grotten van hoge artistieke waarde gevonden te Jianchuan, ten noordwesten van Dali.

    Yuan

    De Mongolen werden in de 13 eeuw de grote veroveraars van Azië en China, waar ze de Yuan-dynastie stichtten. De Mongolen versloegen in 1253 het koninkrijk Dali en veroverden Yunnan. Marco Polo deed er zelfs verslag van en hij is een van de bronnen over het Yunnan van die tijd. De Mongoolse heersers oefende controle uit door bestuurders van verschillende origine in dienst te nemen. Voor Yunnan benoemden ze iemand uit Bukhara (toen noord-Perzië, nu Oezbekistan) als gouverneur te benoemen. In zijn kielzog kwamen er meer moslims als bestuurders naar Yunnan. Tot op de dag van vandaag is er een omvangrijke moslim-minderheid in de provincie Yunnan.

    Mu

    De Naxi in noordwest-Yunnan, rond Lijiang, hadden zich aan de Mongoolse heerschappij weten te onttrekken en vormden het onafhankelijke koninkrijk Mu, dat tot ca. 1730 bleef bestaan.

    Ming

    In 1368 kwam er een einde aan de Yuan en werd de macht in China overgenomen door de Ming. In Yunnan maakten ze een einde aan het bestuur door de Yuan-loyalisten en hun familieclans. De clan van Mu Ying, adoptiezoon van keizer Hongwu, werd de macht toebedeeld. Maar zij gaven veel ruimte aan de lokale leiders en creëerden zo een politieke status quo. Tijdens de Ming-dynastie (1368-1644) migreerden er steeds meer, circa 3 miljoen, Han-Chinezen naar Yunnan, vooral vanuit de regio rond Nanjing. Het was een systeem van militaire controle gekoppeld aan kolonisatie.

    Qing

    Nadat in de 17e eeuw de Manzu’s uit het noordoosten van China de Ming-dynastie in 1644 ten val hadden gebracht, bleven op veel plekken de Han-Chinezen zich verzetten tegen de veroveraars. Yunnan was een van de gebieden waar de Ming-loyalisten zich hergroepeerden en bleven strijden tegen de Qing. Uiteindelijk werden ze verslagen en de laatste Ming-prins overleed aan de Burmese grens.

    Moslim Opstand

    Tijdens de Qing was er, net als in de Ming, sprake van indirect bestuur via lokale stam- en clanhoofden. Dat gold niet voor de Hui, de moslims in Yunnan. Tussen hen en de Han-Chinezen waren er veel spanningen, o.a. in de zilvermijnen waar beide groepen werkten. Maar de Hui waren ook en vooral ontevreden over het optreden van (Manzu) Qing-bestuurders. Na enkele incidenten waarbij moslims werden gedood kwamen de moslims in verzet. Het groeide uit tot de grote Moslim Opstand of Panthay Opstand die duurde van 1857 tot 1872. De rebellenleiders waren Ma Dejing, een Hui die de hadj naar Mekka had gemaakt, en Du Wenxiu, die zich ‘Sultan van Dali’ noemde. Du had als slogan: ‘Verdrijf het Manzu Qing regime’. Toch speelde religie een ondergeschikte rol. Bij de rebellen voegden zich ook Li, Bai, Dai, Hani en Han-Chinezen die het regime van de Qing wilden bestrijden. Het was een heftige, langdurige strijd waarbij Kunming enkele malen werd geplunderd. Uiteindelijk  drukten de keizerlijke troepen de opstand ten koste van vele doden ten slotte neer.

    Buitenlandse inmenging

    De Conventie van Chefoo in 1876 gaf de Engelsen handelsrechten in Yunnan. Vanuit het al door hen bezette Burma probeerden ze in het westen van Yunnan hun controle uit te breiden. De Fransen, die reeds Indochina hadden, verkregen in 1896 vergelijkbare rechten. In de hoop de mineralen van de provincie zuidwaarts te leiden, legden zij de spoorweg van Kunming naar Hanoi aan. In het spoor van de koloniale machten volgden zending en missie. Dat sloeg soms aan, maar gaf ook veel conflicten.

    Tibetaanse Opstand

    In 1905 was de Tibetaanse Opstand in Yunnan, waarbij door Tibetanen zowel katholieke priesters, Chinese christenen als Qing-bestuurders werden aangevallen. Dat had veel te maken met de Britse invasie in Tibet in 1904 en daaropvolgend het door de Qing proberen om Tibet vaster onder controle te krijgen. In Kham (nu Sichuan) en het noorden van Yunnan hadden de lama’s van de Tibetaanse geelkap-kloosters veel macht. Zij zagen deze bedreigd. Vooral in Batang (500 km ten noorden van Shangri-La) ging het er fel aan toe en monniken deden mee aan de aanvallen op missionarissen en slachtpartijen op Chinese en Tibetaanse bekeerlingen. Uiteindelijk wist het Chinese leger de opstand neer te slaan en werden als straf kloosters verwoest en lama’s geëxecuteerd.

    Republiek China

    Nadat in 1911 de keizer was verdreven en de Republiek China uitgeroepen raakte China gefragmenteerd. Lokale machthebbers waren krijgsheren die delen van China voor eigen gewin autoritair bestuurden. Dat was in Yunnan niet anders. De ‘warlords’ Tang Jiyao en Long Yun bestuurden Yunnan met harde hand, eisten hoge belastingen en vergaarden hoge winsten met de opiumteelt terwijl de bevolking verarmde.

    Sino-Japanse oorlog

    Tijdens de oorlog tegen Japan (1937-45) kwam Yunnan weer onder het gezag van de naar Chongqing uitgeweken Nationalistische regering. Yunnan was belangrijk als basis voor de oorlogsinspanningen en dat bracht ontwikkeling en meer welvaart. De verbinding met andere delen van China verliep via Yunnan, de Burma-route, 1000 km over slechte weg en hoge bergen van Lashio in Burma naar Kunming langs de zuidelijke tak van de oude Zijderoute. Dat was de enige route voor oorlogsmaterieel. Ook de Amerikaanse luchtmacht, de Flying Tigers, opereerde vanuit Yunnan.

    Volksrepubliek China

    In 1949 werd ook Yunnan deel van de Volksrepubliek China. Het leger zorgde voor controle vanuit het centrum, vanuit Beijing. Daarbij speelde in Yunnan dat voormalige legereenheden van de Guomindang van Chiang Kaishek zich hadden teruggetrokken in de berggebieden. Daar bleven ze acties uitvoeren tegen het communistische China, ook gesteund door de USA. Ook raakten ze betrokken bij de verbouw van en handel in opium; hieruit ontstond de ‘Gouden Driehoek’ in het grensgebied van China, Burma, Laos en Thailand.

    Net als in andere gebieden waar veel minderheden woonden voerde China na 1949 een gericht beleid om hen op te nemen in de nieuwe werkelijkheid met als missie het verwezenlijken van de socialistische Volksrepubliek. Zie: Minderhedenbeleid.

  • Yunnan is de provincie met de meeste (25) verschillende bevolkingsgroepen. In totaal wonen er 46 miljoen mensen (2010). Naast de Han-Chinezen bestaat 38% uit ‘minderheden’ (in heel China 7%). De Han-Chinezen wonen vooral in de steden en in de valleien waar rijst verbouwd wordt. Ze zijn de nazaten van soldaten die de handelsroutes van Yunnan al meer dan tweeduizend jaar namens diverse keizers controleerden of Han die sinds de vijftiger jaren van de vorige eeuw om politieke of economische redenen naar Yunnan verhuisden.

    Veel van de minderheden leefden al in de hoger gelegen gebieden of verhuisden door de druk van de Han naar meer afgelegen gebieden. Dat is de grote lijn, maar de werkelijkheid is complexer. Zo leven in het zuiden de Dai in de valleien en andere volkeren in de bergen. Zo zorgden klimaat en brandbouw voor migratie en waren het de Mongoolse veroveraars die zorgden voor diverse volksverhuizingen, o.a. de Dai die zich als Shan in Burma, als Lao in Laos en als Thai in Thailand vestigden. Soortgelijke verhuizingen vonden plaats bij de Miao die als Meo of Hmong elders gingen wonen. En met de Mongolen kwamen in de 13e eeuw de Hui naar Yunnan. Er zijn in Yunnan geen districten waar maar één volk woont, overal is de samenleving multi-cultureel.

    De Yi zijn de grootste minderheid in Yunnan. Zij wonen vooral in het noordelijke deel en heersten ooit over grote delen van Yunnan. Behalve gevreesde krijgers waren het boeren die leefden in de heuvelachtige gebieden. De Yi behoren tot de Tibeto-Burmaanse taalgroep, net als de Lahu, Lisu en Hani. De tweede minderheid zijn de Bai die wonen in het noordwesten met Dali als centrum. De Bai waren en zijn deels nog rijstboeren. Zij behoren tot de oorspronkelijke bewoners van Yunnan maar zijn in de loop der eeuwen wel gesinificeerd. Noordelijk van de Bai wonen de Naxi (centrum is Lijiang), met als opmerkelijke subgroep de matriarchale Mosuo, en de Tibetanen (Shangri-La en ten noorden daarvan). In het westen van Yunnan wonen de Jingpo, die zijn verwant aan de Kachin in Burma.

    In het zuiden van Yunnan zijn de Dai de grootste minderheid. Zij horen tot de Tai taalgroep en hun centrum is Xishuangbanna. Ook de Zhuang horen tot de Tai groep. Tot de Mon-Khmer taalgroep behoren de Miao, de Yao, en de Wa (voorheen koppensnellers). Zij leven vooral op de berghellingen en leefden van brandbouw maar zijn de laatste decennia gesedenteerd. Een andere opmerkelijke groep zijn de Akha, die hoog in de heuvels de beste thee verbouwen en verkochten op de markt van Pu’er. Naast alle reeds genoemde volkeren zijn er ook nog de Jinuo, de Pumi, Nu, Achang, Buyei, Derung, Sui en zelfs Manzu.